door Christien Boomsma

Het was even schrikken toen 5 oktober 2017 het nieuws binnenkwam. ‘Onze’ Ben Feringa, de man die niet alleen de allereerste moleculaire motor had gemaakt, maar ook de eerste moleculaire auto, kreeg de Nobelprijs voor de chemie. Dat kon het Universiteitsmuseum – dat net bezig was met het ontwikkelen van een tentoonstelling voor januari 2017 - natuurlijk niet negeren.

Maar hoe maak je een tentoonstelling over een man die motoren maakt die je niet kunt waarnemen? En hoe leg je een link tussen een collectie die bestaat uit instrumenten en objecten uit de geschiedenis van de RUG en het hypermoderne onderzoek uit het laboratorium van Feringa?

Het antwoord was: Nobel Science. Feringa, Zernike and the Groningen tradition. Een tentoonstelling die laat zien dat Ben Feringa niet alleen staat. Hij maakt deel uit van een lange traditie van gedreven wetenschappers uit Groningen die knutselend en spelend tot grote ontdekkingen kwamen. Onderzoekers die vaak een Nobelprijs hadden kúnnen krijgen, maar die vanwege allerlei redenen niet kregen.

Wie het museumdepot induikt, ontdekt al snel talloze  verhalen die het waard zijn verteld te worden. Dat van Jacobus Laurentius Sirks die in 1893 een voorloper van de fasecontrastmicroscoop maakte op zijn zolderkamer , maar hem weer sloopte voor de onderdelen,  decennia voor Zernike zijn vinding deed. Dat van Szent-Györgi die in 1913 vitamine C ontdekte in de kelder van Bloemsingel 1, zonder dat iemand het werkelijk in de gaten had.  Over Willem Kolff die de eerste kunstnier knutselde met ijzer van een Duitse bommenwerper en een motor uit een T-Ford.
Met de tentoonstelling Nobel Science wilde het museum die vaak vergeten verhalen voor het voetlicht halen en ze koppelen aan de laatste ‘knutselaar met moleculen’ Feringa. Er was maar één probleem: Feringa zelf was onbereikbaar.
Vanaf het moment dat bekend was geworden dat hij de Nobelprijs kreeg, was zijn mailbox overspoeld, stond zijn telefoon roodgloeiend en was het onmogelijk hem in persoon te spreken. De eerst mogelijke afspraak was half december. Op het moment dat de manshoge reclamedoeken al bij de drukker moesten liggen, de tafels al waren besteld en de teksten – grotendeels – geschreven was van de hoofdrolspeler nog niet bekend of hij objecten wilde aanleveren.

Gelukkig is Feringa de vriendelijke, betrokken man die hij is. Na dat eerste gesprek bleek dat hij al meteen had besloten een officiële replica van zijn Nobelpenning te doneren aan het museum. Hij snorde zijn allereerste scheikundeboek op, een oud scheikundeproefwerk en zelfs ‘molecuuldroedels’ die hij tekent op de rand van zijn kranten. Hij gaf ons een buisje met ‘een miljard keer een miljard’ nano-autootjes: het molecuul dat hem beroemd maakte. Er dook zelfs nog een smoezelige labjas op waar zijn naam op prijkte.

Al die dingen zijn nu te zien op de tentoonstelling die hij – als klap op de vuurpijl – hoogstpersoonlijk opende. Een opening waarbij ook collegevoorzitter Sibrand Poppema en rector magnificus Elmer Sterken aanwezig waren om de penning officieel in ontvangst te nemen.
Feringa geeft telkens weer aan hoe belangrijk hij het vindt om mensen de schoonheid van wetenschap te laten zien. Nobel Science probeert hem een handje te helpen. Zoals een bezoeker schreef: `Een boeiende tentoonstelling die hopelijk  inspirerend werkt voor jonge mensen om ook het onderzoek in te gaan.`